De staat van het hoger onderwijs 2021: Vertraging door corona beperkt. Meer behoefte aan contact
Uit het deelrapport De Staat van het Onderwijs (april 2021) bleek dat 60% van de studenten geen vertraging denkt te hebben opgelopen. Wel is er meer behoefte aan de fysieke campus en meer begeleiding. Hogescholen krijgen een lagere beoordeling dan Universiteit.
Minder tevreden over studentbegeleiding
Studenten zijn in de coronaperiode minder tevreden over de studentbegeleiding dan in de periode ervoor (zie tabel). Onder studentbegeleiding verstaan we stagebegeleiding, studiebegeleiding en scriptiebegeleiding.
Toegankelijkheid docenten
Studenten gaven voor de toegankelijkheid van de docenten vóór maart 2020 een ruime 7,5 (Inspectie van het Onderwijs, 2021b). In de periode september/oktober 2020 lag de waardering een punt lager. Veel studenten (vooral in het hbo) geven (vragenlijst bij de open vragen) aan dat het contact met de docent door de huidige coronacrisis verslechterd is. Docenten zijn vaak lastig bereikbaar via de e-mail, waardoor vragen stellen erg lastig verloopt.
Studenten missen interactie
Studenten missen vooral de interactiemogelijkheid met medestudenten. Vóór de coronamaatregelen gaven de hbo- en wo-studenten ongeveer een 8 voor de interactie met medestudenten tijdens studiemomenten, in september/oktober daalde dat cijfer naar ongeveer een 4,5 (Inspectie van het Onderwijs, 2021b). Dat is een van de verklaringen voor de lagere waardering voor werkgroepen. Een deel van de studenten geeft aan dat groepswerk minder makkelijk gaat via bijvoorbeeld Zoom, videobellen of een Microsoft Teams-meeting. Zij missen de mogelijkheid om fysiek met hun medestudenten te sparren over de stof. Sommige studenten uit het wo zien de beperkte toegang tot de universiteit als erg belastend. Zij vinden het niet prettig om alsmaar thuis te studeren en missen het studeren op de campus. Op de campus is er minder afleiding en wordt de student meer gestimuleerd. Daarnaast kunnen zij op de campus beter samenwerken met andere studenten.
Expliciete aandacht voor binding en interactie is nodig
Instellingen maken zich zorgen over de sociale binding en het gebrek aan interactie tussen studenten onderling en tussen docenten en studenten. Sociale binding is nodig voor het welbevinden en draagt bij aan groter studentsucces. Discussies, debatten, creatieve processen door met elkaar samen te werken, maken onderdeel uit van goed onderwijs. Eerstejaarsstudenten hebben nog geen binding met de opleiding. Veel instellingen zoeken naar alternatieve mogelijkheden om sociale interactie te organiseren; ouderejaarsstudenten worden ingezet als tutor of buddy (soms tegen student-assistentschapsalaris), docenten en studiecoaches zoeken actief contact met kwetsbare studenten en kleine werkgroepen of scriptiewandelingen worden georganiseerd. Sommige instellingen hebben extra gebouwen gehuurd, of tenten op de campus gezet. Juist omdat er zo veel verschillende activiteiten worden uitgeprobeerd, is het goed om kennis erover te delen. Nu gebeurt dat vaak binnen bestaande netwerken van opleidingen en via SURF (Inspectie van het Onderwijs, 2020a; 2020b; 2020c).
Meer dan de helft verwacht geen studievertraging
Ongeveer 60 procent van de studenten geeft aan geen studievertraging te hebben opgelopen als gevolg van de coronamaatregelen. Ongeveer 9 procent weet niet of ze vertraging heeft opgelopen. Van de ouderejaars-hbo-bachelorstudenten geeft 30 procent aan wel vertraging te hebben opgelopen, met een gemiddelde vertraging van 23 studiepunten. Ook 35 procent van de wo-masterstudenten geeft aan door corona vertraging te hebben opgelopen, met een gemiddelde vertraging van 16 studiepunten. De bestuurders waren begin oktober 2020 optimistischer over de mate waarin studenten achterstand zouden hebben opgelopen. Het diplomarendement geeft nog geen indicatie van studievertraging. Maar gegevens ontbreken over specifieke groepen studenten, bijvoorbeeld over studenten met een beperking, studenten die in het tweede of derde jaar van hun opleiding zitten of studenten die nominaal studeren. Ook weten we niet hoe het gaat met studenten die al zijn doorgestroomd door het uitstellen van het BSA voor eerstejaars. Dat geldt ook voor de instromende mbo-studenten die hun vooropleiding nog niet hebben afgerond. De inspectie vindt het van groot belang dat hierover landelijke data beschikbaar komen, die de perspectieven van bestuurders of studenten op het studiesucces van bepaalde deelgroepen studenten navolgbaar maken. Daartoe is het nodig dat de minister met de instellingen aanvullende afspraken maakt over landelijke levering van gegevens.